Acht jaar geleden, ik was zó trots op mijzelf. De auto waar ik smoorverliefd op was, ingeruild voor het resultaat van een puur rationeel keuzeproces. Mijn mintmetallicgroene zuipschuit die met gemak de 230 aantikte, met een kofferbak waar twaalf honden en een fiets riant in pasten, verwisseld voor een zwart, zuinig, compact en oersaai geval. Daar veranderden de twee frivoliteiten die ik mijzelf had toegestaan helemaal niets aan; 17” velgen voor de zomerbanden want ‘stoer’ en een (schone! echt waar) dieselmotor omdat ik een gruwelijke hekel heb aan tanken.
Dáááááááááááág mooie V70. Hoi suffe Golf.
En nu. Nu sta ik elke dag, met mijn rationeel verantwoorde auto, in de rij op de snelweg. Vijf banen breed stapvoets vooruit. Samen met heel veel anderen die net als ik, alleen in hun eigen blikken bubble, kilo’s uitlaatgas de hemel in sturen.
Dat moet toch anders kunnen Rika! Groen stemmen en zwart tanken, wees eerlijk, dat gaat niet samen. Zucht. Nee, dat schuurt. Maar wat moet ik dan?
Verregaande consequenties kan ik nog niet aan.
Mogelijke oplossingen moeten daarom vooralsnog niet alleen:
- bijdragen aan vermindering van de hoeveelheid auto’s, op de weg en op alle andere plekken waar ze onnodig ruimte innemen én verpesten;
- vriendelijk zijn voor het milieu, door minder vervuilende uitstoot te veroorzaken en minder gebruik te maken van eindige grondstofvoorraden;
Ze moeten ook niet teveel tijd en/of geld kosten, en vooral enig behoud van autonomie bieden, want het leven moet wel leuk blijven.
Even kaderen, want wereldproblemen ga ik niet oplossen in 500 woorden.
Boodschappen doe ik meestal al op de fiets. Gezelligheden in een straal van zeg 30 fietsminuten rond mijn huis ook. Tenzij het beestenweer is, of de aard van de bagage fietsen niet toelaat.
Vliegen is, sinds ik in de zomermaanden elk weekend vakantie heb in mijn strandhuis, alleen nog aan de orde als er oceanen overgestoken moeten worden.
Kortom, eigenlijk is het vooral de dagelijkse rit van en naar Het Werk waarvoor ik de privé-auto als noodzakelijk beschouw.
Maar waarom?
Nou, bijvoorbeeld omdat openbaar vervoer een verdubbeling van de reistijd van deur tot deur betekent. Tenminste, als er niets mis gaat.
Maar ook omdat in een trein meer mensen zich op een kortere afstand van mij bevinden dan ik op dat moment van de dag verdragen kan.
En last but not least: mijn eigen muziek. Meebrullen behoort niet tot de mogelijkheden. Terwijl dat een belangrijk ingredient is van de overgangsrite privé ⟷ werk.
Helaas is de toekomst nog geen feit, hyperloop en teleportatie zouden absoluut passende middelen van vervoer zijn. Vandaag heb ik mijzelf weinig keus gelaten. Een e-bike en car-poolen, dat is het wel zo’n beetje. Ik heb geen e-bike, wel een car. Poolen dus, met collega W., die in een naburig dorp woont, ook niet van hordes mensen in zijn nek houdt en met wie de werktijden redelijk zijn te synchroniseren.
Zonder muziek om mee te blèren. Eén concessie voor de goede zaak, dat kan ik aan.