hopelijk wordt dit een avondje met de benen op tafel praten over poëzie
want
wat is dat nou, een gedicht
wat maakt tekst
als zijnde een aaneenschakeling van woorden
als zijnde een aaneenschakeling van letters
en leestekens niet te vergeten
tot een gedicht
ik kan iets schrijven
dat mijn tranen op gang brengt
het raakt ‘een gevoelige snaar’, ja natuurlijk
ik heb namelijk eerst die snaar in gedachten beroerd
en de beelden die dat voortbracht verdicht tot tekst
het is dus niet moeilijk voor de tekst om in mij
de beelden op te roepen die terugleiden tot haar oorsprong, mijn oorsprong
veelkoppig monster
de oorsprong is privé en dat wil ik eigenlijk wel zo houden
heb ik de beelden wel genoeg verdicht?
‘genoeg’ is voor mij als de beelden die de tekst oproept, in een ander een andere oorsprong vinden dan in mij
heb ik de beelden zoveel verdicht dat er alleen nog pathos te zien is, dan ben ik waarschijnlijk te angstig, te beschermend geweest
als pathos weliswaar ontbreekt, maar de tekst geen enkel beeld doet ontstaan en de weg naar binnen niet weet te vinden, dan is er ook iets niet helemaal goed gegaan.
heb ik dan de verkeerde oorsprong gekozen, moet er wel een oorsprong zijn (ja, want anders krijg je een versje)
de oorsprong van een gedicht kan rauwer zijn dan die van een verhaal
is het met het geven van een verhaal aan anderen al alsof je met de broek op de hielen door een volslagen onbekende betrapt wordt op het toilet, het weggeven van een gedicht, niet een versje, maar een echt gedicht, is de totale overgave. is het tonen van je allerzwakste plek aan iemand waarvan je niet zeker weet dat hij er geen gebruik van zal maken.
is het terecht dat ik eigenlijk pas tevreden ben als mijn tekst bij een ander die weg naar binnen weet te vinden en daarbij een heel eigen, persoonlijke oorsprong bereikt.
is het terecht dat ik pas tevreden ben wanneer de beelden die ik oproep betekenis hebben voor een ander, dus iets universeels hebben, maar toch nog lang niet afgekloven zijn.
en daarbij mijn zwaktes durf te laten zien in de beelden die ze oproepen en die ertoe terug leiden maar dat in een ander niet doen omdat die ander mij niet is
in die zin is de ander de bescherming van de oorspong van mijn gedicht.
hoe kan het dat de gedichten die ik in de kast heb staan, mij zelden raken op de manier waarop ik anderen zou willen raken.
soms zijn ze grappig, soms loodzwaar, soms voldoen ze aan hele ingewikkelde regels, maar de beelden komen niet aan, raken me niet echt.
aan de andere kant, wie zit te wachten op een dichtbundel waarin elk gedicht je binnenste omhelst, overhoop haalt of zelfs mokerslagen uitdeelt
niemand, denk ik
kortom, poëzie; wat moet ik ermee