Geluk. Een regelmatig terugkerend onderwerp. Het houdt mensen bezig, ook mij. Wat is het, hoe kun je het krijgen? Wat moet je ervoor doen?? Want geluk, dat wil toch iedereen? Ik ben aan het denken geslagen, en hoewel ik daar voorlopig nog niet mee klaar ben, wil ik u toch alvast het eerste resultaat presenteren.
Geluk kent soorten en maten. Ik beperk mij tot het geluksgevoel dat in vlagen tot je komt, of, zo u wilt in golven. De keiharde flats met de natte handdoek ter hoogte van het middenrif. Dat. Niet het geluk dat anderen ons toedichten, in de liefde, in het spel. Dat soort geluk noem ik mazzel. Ik wil het met u hebben over echt geluk, het gevoel dat je overvalt en maar heel even blijft. Net als je er goed voor zit, is het alweer verdwenen, is het ventiel alweer dicht. Het moment zelf voelt als pure energie. Een ruimte-tijdplakje waarin alles klopt, en jijzelf ervoor open staat dat te onderkennen.
Okee. Voorbeeld. Lang lang lang geleden, het dak van een pand aan de Prinsengracht, in herinnering vlakbij de Rozengracht. Hartje zomer en warm. De vriend bij wie ik was bewoonde het zolderappartement. We hadden natuurlijk ook gewoon naar de kroeg kunnen gaan, maar in plaats daarvan klommen we met een stapel stripboeken uit het raam. Zo gezeten, hoog boven de stad, soort van opgevouwen tussen dakgoot en leiplaten, sloeg het besef van geluk ineens toe. Veel van de precieze omstandigheden zijn mij ontschoten, maar het gevoel zal ik nooit vergeten. Als ik mijn ogen dichtdoe, haal ik het plaatje moeiteloos terug. Amsterdam, dak, zon, wind, limonade, stripboek. De herinnering aan het gevoel kan ik oproepen, het gevoel zelf niet. Dat heeft alleen bestaan toen, op dat moment, op die plek, onder die omstandigheden. Maar ik koester het wel.
Nog langer geleden. Helemaal opgaan in zelfverzonnen spelletjes in de tuin van het ouderlijk huis, samen met mijn zusjes. En een grote zinken teil, een tuinslang, een windscherm, emmers, touwen, veel water en nog veel meer lawaai. De relatie met de niet-dove buren was wat moeizaam.
Eindeloze zomervakanties waarin ik het ene na het andere boek verslond. Geef mij Schateiland en ik ben gelukkig.
Verlaten stranden. Zon, wind, water, zand en vogels. Farewell Spit, Smuggler’s Cove, het Noordzee-strand voorbij Oosterend en dat van Bakkum natuurlijk, waar het allemaal begonnen is.
Van meer recente datum, een rit in een minibus. Van Amboseli naar Nairobi, achterin ligt mijn weekendtas te stinken maar de weg is verrassend goed. Afrika glijdt voorbij, Eddie Vedder zingt Guaranteed alleen voor mij en buiten begint het zachtjes te regenen.
Geluk. Ontvankelijkheid is voorwaarde. Mijn eigen persoonlijke geluksmomenten overziend, is zomer dat ook. Bij kou blijven mijn geluksantennes kennelijk steken. Ook het gevoel vrij te zijn van verplichtingen. Je niet druk maken over wat was, of wat nog kan komen, maar al je zintuigen inzetten voor het nu. Voorwaarde is ook dat je weet hoe de afwezigheid van geluk voelt. De nullijn en de dalen. In een permanente staat van gelukzaligheid valt de natte handdoek niet op, zelfs niet als je hem recht in je gezicht zou krijgen.
Tot zover de randvoorwaarden. Om het gevoel zelf te kunnen duiden, moet ik de situaties die niet geschikt zijn voor publicatie ook in overweging nemen. Zonder daarover in detail te treden, sorry, kan ik niet anders dan geluksgevoel te beschrijven als een sterke sensatie van oneindigheid, terwijl je je tegelijkertijd scherp bewust bent van de eindigheid der dingen. Geluksbesef komt altijd met een scheutje pijn.
Dus, dames en heren, jongens en meisjes, zolang wij ons niet laten overbluffen door de onvermijdelijkheid van het einde, kunnen we eindeloos van geluksmomenten genieten. Als dat geen mooie gedachte is om het nieuwe jaar mee in te gaan, dan probeer ik volgend jaar gewoon een nieuwe.
Santé!