Het is misschien wat moeilijk voor te stellen, maar aan het begin van mijn middelbare schooltijd was ik een heel lief, wat verlegen meisje met lange blonde staartjes. Ik had een leraar Nederlands die ik mij vooral herinner als een Hele Enge Man. Veel heb ik succesvol kunnen verdringen, maar niet de dag dat hij, voor de hele klas, het gedicht ‘Aan Rika’ van Piet Paaltjens voordroeg. Zelden heb ik zo graag willen oplossen in het linoleum. In de loop der jaren raakte de herinnering bedekt met het stof van de verstrijkende tijd. Maar toch, steeds wanneer iemand meende leuk te moeten doen en met dat gedicht op de proppen kwam, was ik weer dat verlegen meisje met lange blonde staartjes dat zich kapot zat te schamen in haar schoolbankje. Een paar jaar geleden vond ik het welletjes en besloot af te rekenen met dit jeugdtrauma. Na enig zoeken vond ik in een antiquariaat de bundel ‘Snikken en grimlachjes’ waar dat pokkegedicht deel van uitmaakt. Zo. Het trauma had een mooi plaatsje in de boekenkast gekregen en zou verder zijn mond houden. Nu had ik weliswaar gewonnen, maar het was nog niet echt helemaal af. Ik had er nog niet om kunnen lachen. Van een afstandje, armen over elkaar, “ha ha ha”, je kent het wel. Tot vandaag. Drs. P., ik ben u zeer erkentelijk. Antwoord uit Leiden: Aan Rika van Drs. P. Uit Naarden klinkt het: “Ha Ha Ha”