Goed, de koffer. Hoe de hel zou ik die nou dicht kunnen krijgen. Ik mocht er nu wel uitzien als een vent, voor al die handige features als ruimtelijk inzicht en brute kracht was toch wel iets meer nodig dan genstimulatie en een weekje testosteron. Gelukkig zou Glabur zo arriveren, die is als kind in een ketel met dat spul gevallen. Eén van de redenen trouwens achter zijn besluit voortaan als transvrouw door het leven te gaan. Als vent kan hij inmiddels nergens meer normaal over straat. En als ik zeg ‘nergens’ bedoel ik ook echt ‘nergens’. Overal heeft hij zijn sporen achtergelaten. En niet tot ieders genoegen. Maar dat terzijde. Het gaf mij even tijd voor koffie. Echte koffie, daar was ik inmiddels behoorlijk aan toe. Nummer één nauwelijks achter de kiezen, “BengDeng!”, de bel weer. Dat zal Glabur zijn. Huppel huppel naar de deur, ruk ‘m open en…..shit! Haam. Wat kwam die nou weer doen? En, nog veel belangrijker, hoe was haam hier in godesnaam terecht gekomen? Te laat om te negeren, te laat ook om me te realiseren dat haam mij alleen als vrouw kende. “Hai. Joh….doe jij ook al aan die nonsens?”. “Nonsens? Helemaal geen nonsens! Dat hele man/vrouw gedoe, da’s pas flauwekul!! En daar kom je pas ècht achter als je je een poosje in ander lijf hijst!!!!!” Ik stond inmiddels te krijsen als een overjarig viswijf. Haam duwde me naar binnen, stapte er zelf achteraan en deed de deur dicht. “Zo. Da’s beter. Dat geblèr midden op straat, daarvoor woon je toch echt in de verkeerde buurt.” Mijn god, wat een ellende. En waar bleef Glabur? Hij had er allang moeten zijn.
…wordt vervolgd